Bij het failliete bedrijf North Refinery werden lekkages geconstateerd. De curator werd daarom aangeschreven met een last onder bestuursdwang: hij moest de lekkages verhelpen binnen een bepaalde termijn. Dat gebeurde niet. Het college trad daarom zelf op en stelde de curator bovendien persoonlijk aansprakelijk voor het verhaal van de kosten daarvan. Voor alle duidelijkheid: dat ging om een bedrag van € 882,25… De Afdeling bestuursrechtspraak vond daar wel wat van in haar uitspraak van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:598).

Wat was er aan de hand?

“Op 16 maart 2017 heeft de Omgevingsdienst Groningen bij een inspectie van de locatie van North Refinery in Farmsum twee lekkages geconstateerd. Uit leidingen stroomde een oliefractie met als gevolg bodemverontreiniging. Dit is dezelfde dag aan [appellant] meegedeeld. Vervolgens is er telefonisch en via de mail overleg geweest tussen [appellant] (= curator; MW), of een kantoorgenoot, en de provincie over mogelijkheden om de lekkages te beëindigen.”

Het college vond dat het bedrijf onvoldoende maatregelen had genomen en gelastte het bedrijf daarom om “het ontstaan van bodemverontreiniging te voorkomen door (i) lekkages van tanks, leidingen en andere opslagmiddelen te beëindigen en beëindigd te houden of (ii) de bij lekkage vrijkomende stoffen op te vangen en te blijven opvangen in bodembeschermende voorzieningen, zodanig dat bedoelde stoffen geen bodemverontreiniging of gevaar voor de gezondheid kunnen veroorzaken.”

“Op 23 maart 2017 heeft [appellant] het college meegedeeld dat de lekkages deels zijn verholpen door het plaatsen van blindplaten en dat hij een partij zoekt voor het leegzuigen van de leidingen. De Omgevingsdienst heeft op 24 maart 2017 geconstateerd dat een lekbak overloopt en een andere dreigt over te lopen. Het college heeft daarop bestuursdwang toegepast door twee lekbakken te legen en de inhoud ervan te laten verwerken. Bij het besluit van 20 maart 2018 heeft het college de kosten van de bestuursdwang vastgesteld op € 882,25 en verhaald op (de boedel van) North Refinery.

  1. Ter zitting heeft het college onweersproken gesteld dat de kosten van bestuursdwang nog niet zijn betaald. Het heeft daarbij opgemerkt dat het niet uitgesloten is dat het de kosten alsnog op [appellant] in persoon zal verhalen.”

Is de curator aan te spreken op de overtreding van de milieuregels?

Ja! Dat is vaste rechtspraak. De Afdeling haalt zelfs concrete uitspraken aan, waar deze jurisprudentielijn uit te halen is. Ik schreef daar ook al eerder over in deze nieuwsbrief.

De Afdeling zegt namelijk: “[appellant] beheert als curator de boedel van de failliete rechtspersoon North Refinery. In de hoedanigheid van curator is hij vanaf het moment van faillietverklaring verantwoordelijk voor de uit de milieuwetgeving voortvloeiende verplichtingen van de tot de boedel behorende inrichting in Farmsum (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 9 mei 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA4703, en 13 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1261). Het gaat hier om verplichtingen van de boedel, die door tussenkomst van de curator moeten worden nageleefd […]”.

Is de curator als persoon aan te spreken op betaling van de bestuursdwangkosten?

Nee! In dezelfde alinea als waar de rechtspraak over de normale aansprakelijkheid van de curator voor milieu-overtredingen wordt aangehaald, meldt de Afdeling het verschil met de door het college beweerde aansprakelijkheid voor het kostenverhaal: het gaat immers “niet om verplichtingen van de failliete rechtspersoon, die geen zeggenschap meer over het vermogen heeft (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108, en de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2728).” Het ging niet om feitelijk leidinggeven, maar alleen om de vraag of “[appellant] in zijn hoedanigheid van curator, dus als beheerder van de boedel, overtreder van de in het besluit van 22 maart 2017 vermelde milieuregelgeving kan zijn. Los van die hoedanigheid kan [appellant] niet als overtreder worden aangemerkt. [appellant] in persoon vertegenwoordigt de boedel niet.”

Dan haalt het college nog andere rechtspraak aan over persoonlijke aansprakelijkheid van curatoren, maar dat helpt niet: “De rechtspraak van de civiele rechter over persoonlijke aansprakelijkheid van faillissementscuratoren, zoals de door het college aangehaalde arresten van de Hoge Raad van 19 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2047, en 9 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:704, gaat niet over de vraag of een curator persoonlijk overtreder is in de zin van artikel 5:2, tweede lid, van de Awb, maar over de vraag of hij in verband met de wijze waarop hij zijn taak uitoefent persoonlijk aansprakelijk is jegens derden die daardoor nadeel hebben ondervonden. In de door het college aangehaalde uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 september 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:7450, heeft de rechtbank geen oordeel gegeven over de vraag of een curator strafrechtelijk aansprakelijk is voor het niet naleven van een verplichting van de boedel, maar deze op een andere grond vrijgesproken.

9.4.    Uit het voorgaande volgt dat het college [appellant] bij het besluit op bezwaar, waarin het besluit van 22 maart 2017 is gehandhaafd, ten onrechte ook in persoon als overtreder heeft aangemerkt. Het besluit is in zoverre in strijd met artikel 5:1, tweede en derde lid, van de Awb.”

Dit betekent, dat het kostenverhaal dus wel op de boedel kan worden verhaald, maar niet op de curator als persoon.

Minou Woestenenk

 

Bron: Kluwer nieuwsbrief Wabo & omgevingsvergunning Plus – Jaargang 14, nummer 3 – 10 maart 2020