Onuitvoerbaar vergunningvoorschrift en de beginselplicht handhaving

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht verleent op 28 juli 2014 een tijdelijke omgevingsvergunning aan een plaatselijke modelvliegclub. De leden mogen vliegen met modelvliegtuigjes, binnen een bepaalde vliegcirkel en, boven andere percelen dan het perceel, op een hoogte van ten minste 20 m. De buurman van de vliegclub (agrarisch bedrijf) heeft verzocht om handhaving, omdat de vliegtuigjes zich niet aan die regels houden, waardoor zijn koeien schrikken. Kernvraag: moet het college handhavend optreden?

Vergunningvoorschrift niet handhaven, zegt de rechtbank in beroep

Bij de rechtbank gaat de discussie vooral om de vraag, óf er een overtreding is vastgesteld. De buurman ondersteunde zijn handhavingsverzoek met eigen camerabeelden, maar die keurt de rechtbank af, omdat die niet door deskundigen zijn gemaakt en overigens niet te beoordelen zijn, bovendien hebben de herhaalde controles van de gemeentelijke toezichthouders voldoende deugdelijk plaatsgevonden en is er geen reden om eraan te twijfelen. Dus: géén overtreding vast te stellen en dus is géén handhaving mogelijk.

Vergunningvoorschrift wél handhaven, zegt de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep

Ter zitting van de Afdeling is duidelijk geworden dat de vliegtuigjes inderdaad wel eens onder de voorgeschreven vlieghoogte van 20 meter vliegen. De vliegclub legt de hoogste bestuursrechter uit, dat naleving van die vergunningvoorschriften feitelijk onmogelijk is. De modelvliegtuigjes hebben namelijk enige tijd nodig om voldoende te dalen om veilig te kunnen landen. Bij verscheidene windrichtingen zal deze daling zich boven het land van de buurman, en dus buiten het modelvliegterrein, inzetten. Hierbij wordt al boven zijn perceel de 20 m-grens onderschreden. Volgens het college moeten de voorschriften zo worden uitgelegd dat dit is toegestaan, omdat na de vergunningverlening duidelijk is geworden dat het anders met grote regelmaat onmogelijk is om op een veilige manier de modelvliegtuigjes te laten landen. En ook het college vindt dus dat het niet handhavend hoeft op te treden.

De Afdeling is het daar niet mee eens! Dat na vergunningverlening is geconcludeerd dat de gestelde voorschriften te strikt zijn om vaker een veilige landing te garanderen, betekent niet dat de voorschriften daarom ruimer uitgelegd mogen worden. Want als het college de voorschriften te beperkt acht, kan het deze aanpassen. Zolang dat niet is gebeurd, is sprake van handelen in strijd met de voorschriften indien ten behoeve van een landing of stijging buiten het modelvliegterrein de 20 m-grens wordt onderschreden en is het college bevoegd daartegen handhavend op te treden. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zegt de Afdeling dan.

Conclusie: beginselplicht handhaving belangrijker dan correct voorschrift

In gewoon Nederlands staat er dus in deze uitspraak: het maakt niets uit of het wel of niet mogelijk of gewenst is wat er in een vergunningvoorschrift staat, maar zodrá het voorschrift onherroepelijk is, valt er niets meer tegen te doen dan ‘gewoon’ handhaven. Als het college dat niet kan of niet wil, zal het college het voorschrift éérst moeten veranderen in een handhaafbare versie, en dán pas kan het van mening veranderen. Dat vergt de rechtszekerheid. Alleen in bepaalde gevallen en op grond van Europese jurisprudentie is een uitzondering daarop mogelijk.

Vragen over handhaving van vergunningvoorschriften of wetgeving?

Ik heb sinds 1991 praktijkervaring opgedaan op het gebied van het bestuursrecht en het milieurecht, in het bijzonder op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Ik beantwoord graag uw vragen in mijn telefonisch spreekuur of op kantoor! Bel of mail mij.