Overgangsrecht en bestemmingsplan: Als je niet ken winnen, moet je zorgen dat je niet verliest (J. Cruijff) Stel: je bedrijf krijgt een last onder dwangsom, met daarin het bericht dat je bouwwerken, opslag, een wal, verharding en bestrating moet verwijderen, omdat dat in strijd is met het gebruik zoals aangegeven in het bestemmingsplan. Maar je doet dat al zo lang, dat je vindt dat dat mag omdat het onder het overgangsrecht valt. Hoeveel procedures ben je dan verder, voordat je weet of je gelijk hebt? Wie heeft de langste (procedurele) adem? Of je nou bij de civiele rechter of de bestuursrechter procedeert: het kost tijd en energie. Een kenmerk van bestuursrechtelijke procedures is, dat de overheid nogal veel kansen krijgt om de te verbeteren, net zolang totdat het bestreden besluit wél in de toepasselijke normen past. Dat is hier ook gebeurd: na ruim 3 jaar procederen hadden eisers uiteindelijk bereikt dat ze deels gelijk kregen van de rechter. Daarvoor waren bezwaar, beroep, hoger beroep, 3 schorsingsverzoeken en nog een keer beroep bij de rechtbank nodig. Het lijkt er verder op, dat in deze procedure goede kennis van de jurisprudentie en het goed lezen van een bestemmingsplan en/of een rechterlijke uitspraak de partijen niet gegeven was. Specialistische kennis kan namelijk helpen om sneller oplossingen te bereiken. Overgangsrecht in bestemmingsplannen In bestemmingsplannen is vastgelegd, hoe de grond in een gemeente gebruikt mag worden en welke regels daarbij gelden: voor elk perceel is dus een ‘bestemming’ vastgesteld. Verandert die bestemming, dan veranderen dus ook de regels. Is het bestaand gebruik van dat perceel anders dan de nieuwe bestemming, dan moet dat dus in beginsel stoppen. Het overgangsrecht regelt dat dat tijdelijk door mag gaan, onder beperkingen: het gebruik mag bijvoorbeeld niet veranderen of intensiever worden. En dat was in deze zaak de kern van de discussie. Het conflict over de opslag: mag het nou wel of mag het nou niet? Een bedrijf had een bepaald perceel, met de bestemming “Bos”, in gebruik voor opslag van met name bouwmaterialen. Voor zover er (oud)ijzer lag, ging het in eerste instantie om kleinschalige opslag, hoofdzakelijk van kleine(re) ijzeren bakken. Er waren nog geen groot formaat (oud-)ijzeren machines en machineonderdelen opgeslagen en evenmin lege olievaten/vloeistofvaten en grijze gasflessen, voertuigbanden en samengeperst aluminium, die er ná de peildatum wel opgeslagen waren. Op 10 september 2014 had de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep uitspraak gedaan: eisers kregen gelijk, de beslissing op bezwaar werd vernietigd omdat de Afdeling vond dat de opslag onder het overgangsrecht viel en daarmee in beginsel toegestaan was. Maar ze had er wel bij gezegd, dat de gemeente een nieuwe beslissing moest nemen en daarbij moest vaststellen, of het gebruik was gewijzigd en dus mogelijk niet meer onder het overgangsrecht viel. Direct na die uitspraak had de gemeente in een nieuwe beslissing vastgesteld, dat er alleen nog maar sprake was van opslag, die in zijn geheel moest verdwijnen. Eisers namen er geen genoegen mee en gingen opnieuw naar de rechtbank. Die doet uitspraak op 11 februari 2016: ze helpt eisers en gemeente om de uitspraak van de Afdeling op de juiste manier te interpreteren. Volgens de rechtbank is de opdracht, om vast te stellen welk afwijkend gebruik plaatsvond op de peildatum; alles wat daarvan afwijkt, is dus verboden. Verder wijst ze partijen op vaste jurisprudentie over de bewijslast bij overgangsrecht (de partij die van mening is dat het gebruik beschermd wordt door het overgangsrecht, moet bewijzen welk gebruik dat dan precies is). De rechtbank oordeelt over het laatste besluit van de gemeente: “Slotsom is dat verweerder in het bestreden besluit heeft miskend dat kleinschalige opslag van bouwmaterialen en klein (oud)ijzer onder het overgangsrecht valt, door te gelasten dat alles verwijderd moet worden. Het bestreden besluit komt om deze reden voor vernietiging in aanmerking.” Lees de hele uitspraak: (ECLI:NL:RBOBR:2016:528). Met andere woorden: er is een verschil tussen het strijdige gebruik dat nog beschermd wordt door het overgangsrecht, en het ‘intensievere/meerdere’ strijdige gebruik. De rechtbank geeft de gemeente dan nog een praktisch advies, namelijk om in de lastgeving onder dwangsom te beschrijven, wat wel mag en wat niet (meer) mag, gebaseerd op de foto’s en de rapportages. Zo eindigde deze procedure na ruim 3 jaar in een kleine overwinning voor eisers: ze hoeven nu uiteindelijk toch niet álle opgeslagen materialen te verwijderen, maar wel een gedeelte. Nu maar hopen dat de gemeente dit uiteindelijk op de juiste manier formuleert, anders staan eisers volgende maand natuurlijk opnieuw bij de rechter…
Overgangsrecht en bestemmingsplan: last onder dwangsom door gemeente
door Minou Woestenenk | mrt 5, 2016 | Nieuws | 0 Reacties
Recente reacties