Wat is planschade, welke schade wordt vergoed, wanneer kunt u een verzoek om planschade indienen en wat is de rol van de gemeente daarbij? De Raad van State sprak begin deze maand uit, dat de gemeente voldoende moet motiveren dat en waarom de verzoeker (geen) aanspraak kan maken op een planschadevergoeding. De komende tijd zal dit vaker gebeuren: er zijn immers veel bestemmingsplannen vastgesteld die door de crisis nog niet tot uitvoering zijn gekomen maar de komende periode misschien wél. Een mooie aanleiding om kort een aantal aspecten van planschade onder de aandacht te brengen.

Wat is planschade?

Bestemmingsplannen en andere planologische besluiten kunnen schade veroorzaken. Bijvoorbeeld als u door het nieuwe bestemmingsplan niet meer (nog) een woning kunt bouwen op uw perceel, wat daarvoor nog wel kon. Of als er exploitatiemogelijkheden voor bedrijven verdwijnen en daardoor sprake is van gederfde winst. Of als uw woning minder waard wordt door verlies aan (vrij) uitzicht, een (veel) drukkere weg voor de deur (verkeershinder), radicaal andere bestemmingen (geluidhinder), een minder gunstige bezonning of verlies aan privacy (inkijk). Deze schade komt misschien in aanmerking voor een bescheiden tegemoetkoming (artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening). Daarbij horen ook kosten van rechtsbijstand en andere deskundigen en wettelijke rente. Planschade kan niet gaan om een tijdelijke storing van het woongenot, bijvoorbeeld als u overlast ondervindt door stof- en geluidhinder van bouwwerkzaamheden.

Welke schade wordt (niet) vergoed?

Soorten besluiten

De schade moet het gevolg zijn van een bepaling in een bestemmingsplan of ander in de wet genoemd besluit. De planologisch-juridische situaties vóór en ná het van kracht worden van het schadeveroorzakende besluit moeten met elkaar worden vergeleken. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar alleen wat er op grond van de oude juridische situatie aan maximale mogelijkheden bestond, los van de vraag of die werkelijk gerealiseerd zijn. Voorbeeld: woont u momenteel in een gebied, waar ooit tuinbouwkassen stonden die inmiddels al een aantal jaar geleden verdwenen zijn (en u dus inmiddels feitelijk tussen weilanden in woont), dan vergelijkt u het bestemmingsplan zoals het was ten tijde van het bestaan van de kassen met het nieuwe bestemmingsplan. Dat kan overigens nog een ingewikkelde juridische analyse worden als er sprake is van meerdere besluiten die daarna genomen zijn (bijvoorbeeld als de realisatie langer op zich heeft laten wachten door de economische crisis). Het recht op planschadevergoeding is beperkt. Een aanvraag om planschadevergoeding kan bijvoorbeeld niet worden gedaan voordat het uitwerkingsplan tot stand is gekomen en onherroepelijk is geworden. Soms blijkt dan geen vergoeding meer mogelijk te zijn: ook door de aanwijzing van globale bestemmingen kan schade worden geleden, maar door het uitblijven van het uitwerkingsplan kan er geen aanvraag worden gedaan. Soms is er sprake van ‘planologische schaduwschade’: dat is schade die betrokkenen lijden doordat het rijk, provincies en gemeenten planologisch beleid voeren ‘dat zijn schaduw vooruit werpt’. Ondanks dat er nog niet werkelijk sprake kan zijn van werkelijke rechtsgevolgen, zullen grondgebruikers er wel al rekening mee gaan houden. En soms zal iemand zijn huis of grond voor minder geld verkopen in die situatie en geen recht hebben op planschade.

Normaal maatschappelijk risico

Schade die niet voor vergoeding in aanmerking komt is de schade die valt onder het zogenaamde ‘normaal maatschappelijk risico’. Dat is schade waarmee iedere burger of ieder bedrijf rekening moet houden en dus niet als bijzonder kan worden aangemerkt. De wet geeft aan wat standaard als normaal maatschappelijk risico wordt aangemerkt. Dat is 2% van het inkomen onmiddellijk voorafgaande aan het ontstaan van de schade óf 2% van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voorafgaande aan het ontstaan van de schade. Deze 2% wordt dus niet vergoed maar blijft voor rekening van de aanvrager. Het kan meer zijn dan 2%, maar ook dan kan het gezien worden als ‘normaal maatschappelijk risico’, en niet vergoed worden. Een recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat immers niet. Een ander voorbeeld is dat van de omrijschade: door ruimtelijke ontwikkelingen lijdt een ondernemer inkomensschade doordat hij moet omrijden. De hogere kosten die hiermee gepaard gaan, komen voor zijn rekening. In het algemeen wordt een ondergrens van 15% van de jaaromzet als normaal maatschappelijk risico beschouwd.

Voorzienbaarheid

Ook als schade voorzienbaar is wordt deze in het algemeen niet vergoed. Bijvoorbeeld als u weet of zou moeten weten (!) dat er een nieuw bestemmingsplan komt met een verandering daarin, dat u tóch tot aankoop overgaat en vervolgens de schade gaat claimen. Of, andersom, als er mogelijkheden zijn in het huidige bestemmingsplan waar nog nooit gebruik van is gemaakt, die verdwijnen in een nieuw plan. In dat geval is het jammer, maar helaas: de rechter gaat er dan van uit dat u het risico hebt genomen dat die mogelijkheid eens zou verdwijnen. En de schade wordt dan niet vergoed.  

Wanneer dient u een verzoek om planschadevergoeding in?

Een verzoek om schadevergoeding kan worden ingediend vanaf de datum van het onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit, en binnen een termijn van vijf jaren na dat moment.  

Vragen?

Natuurlijk is zeker niet alles besproken in deze bijdrage. Wanneer u met een vraag zit over planschade en overweegt mij in te schakelen, kunt u mij bellen of mailen. Ik help u graag.