Spoedshalve toepassing van bestuursdwang is in een afzonderlijk wetsartikel geregeld. Het is mogelijk, maar de wetgever gaat er nadrukkelijk van uit, dat het bestuursorgaan die bevoegdheid alleen maar ‘terughoudend’ gebruikt. Bij de toepassing van bestuursdwang in (zeer) spoedeisende gevallen treedt het bestuursorgaan simpelweg direct feitelijk op. Belanghebbenden krijgen dan geen kans meer om zelf nog maatregelen te nemen. Het bestuursorgaan moet ook dan alsnog een besluit nemen. Alleen in ‘zeer spoedeisende’ gevallen mag het bestuursorgaan ‘eerst doen en dan denken’. Toch moet het daar altijd mee oppassen, blijkt opnieuw uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1159).

Brand en vrijgekomen asbest

In de vroege ochtend van 16 februari 2019 woedde er een brand in het bedrijfspand van A. Door de brand is er asbest vrijgekomen, dat verspreid is in de omgeving. Omdat dat een gevaar oplevert voor de volksgezondheid en het milieu, heeft het college zeer spoedeisende bestuursdwang toegepast rond het middaguur. Het heeft aan een gespecialiseerd bedrijf opdracht gegeven te starten met het verwijderen van asbestvezels en mogelijk asbesthoudende afvalstoffen door middel van asbestsanering (gestart tussen 15 en 16 uur). A heeft rond 08:00 uur, maar ook daarna, laten weten bereid en in staat te zijn om de asbestsanering te laten uitvoeren. Daarin werd hij bijgestaan door Niels de Zeeuw die Dolmans al had ingeschakeld voor de asbestsanering. Ook blijkt uit de verklaringen dat A voor 12:00 uur niet is toegelaten bij gesprekken van de gemeente over de aanpak van de gevolgen van de brand. Uiteindelijk mocht [appellant] onder voorwaarden alleen zijn eigen perceel laten saneren door Dolmans. De sanering van de omgeving van het perceel mocht hij niet op zich nemen.

Het college heeft A als overtreder van de artikelen 1.1a en 10.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer en artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet aangemerkt. Daarom heeft het college de kosten van de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang in de directe omgeving van het perceel op hem verhaald.

A stelt dat hij na overleg met de gemeente zijn pand zelf mocht laten slopen en zijn perceel mocht laten saneren. De sanering van de omgeving mocht hij niet op zich nemen. Daarom betoogt hij dat hij niet als overtreder van de door het college vermelde artikelen kan worden aangemerkt. In het geval wordt geoordeeld dat A als overtreder kon worden aangemerkt, betoogt hij dat het college hem een begunstigingstermijn had moeten geven om de sanering zelf op te pakken. Er was volgens hem geen grond voor het toepassen van zeer spoedeisende bestuursdwang.

Wat zegt de rechter?

A heeft aan het college laten weten bereid en in staat te zijn om de asbestsanering van de omgeving van zijn perceel op zich te nemen. Dolmans stond klaar om met de sanering aan de slag te gaan. Het college dacht dat de offerte van dat bedrijf niet uitvoerbaar was, maar dat was een onjuiste conclusie. Dat het college vreesde voor een ernstige bedreiging van de volksgezondheid was een reden om de situatie spoedeisend te achten, maar betekent niet dat het college de sanering niet aan A kon overlaten. Nu A de sanering van de omgeving op zich wilde nemen en gebleken is dat hij hiertoe in staat was, had het college voorwaarden kunnen verbinden aan de sanering en daarop toezicht kunnen houden. Het college had A mogelijkheid moeten geven om de sanering van de omgeving van het perceel zelf uit te voeren. Het college kon daarom niet stellen dat A na zou hebben gelaten om maatregelen te treffen zoals bedoeld in de artikelen 1.1a, tweede lid, en 10.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Om diezelfde reden is ook geen sprake van een laten voortduren van het gevaar voor de volksgezondheid zoals bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet. A kon dus niet worden gezien als overtreder van deze artikelen. Het besluit tot toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang wordt daarom vernietigd.

Een dure fout voor het bestuursorgaan

De conclusie van de Afdeling betekent dat de kosten die het bestuursorgaan heeft gemaakt (€233.079,40), niet kunnen worden verhaald op A. Bovendien zal het bestuursorgaan proceskosten moeten vergoeden (in dit dossier kwam dat neer op een slordige € 6.500,=).

Moraal van het verhaal voor bestuursorganen

Als het bedrijf al die tijd zegt dat het het zelf kan doen, láát het het bedrijf dan ook zelf doen: stel bijvoorbeeld voorwaarden en bespaar je de moeite, risico’s en kosten.

Minou Woestenenk

 

Verschenen in: Wolters Kluwer nieuwsbrief Jaargang 15 nr 7 d.d. 8 juli 2021