Een collega-advocaat belt. Hij heeft een duivels dilemma, waar hij maar niet uit komt. Zijn cliënt is papegaaienkweker. Zo eentje die lééft voor zijn werk. Hij houdt van deze bijzondere vogels. Voor hem bestaat er niets mooiers dan het op laten groeien van pasgeboren papegaaitjes tot volwassen exemplaren. Hij voedt die kleintjes vaak met de hand op, omdat de ouders hun onschuldige kindjes doodpikken of domweg niet meer voeren op het moment dat ze er teveel hebben. Dat komt vaker voor: de natuur heeft er immers voor gezorgd dat er meer papegaaien worden geboren dan dat de ouders kunnen opvoeden. Nu de kweker de jonge papegaaien apart houdt en zelf opvoedt, kunnen ze blijven leven en kunnen het gelukkige vogels worden. Gelukkig hebben wij in Nederland nog de politiek: wij hebben de “Wet op de broedzorg”! In al hun wijsheid is voorgesteld (én tot wet gemaakt) dat het niet toegestaan is om kuikens van hun ouders te scheiden. Dat zou immers leiden tot ernstige psychische problemen bij de jonge papegaaien. Oftewel: het is verboden om de eieren uit het nest te nemen én het is verboden om de jonge papegaaien bij hun ouders weg te halen. Het is duidelijk wat het resultaat in de praktijk is voor de papegaaienkinderen… !! Als de kweker volgens de regels werkt, verliest hij nodeloos een flink aantal gezonde vogels. Als hij in strijd met de wet handelt, krijgt hij een fikse boete opgelegd van de AIVD. Het is een typisch voorbeeld van onuitvoerbare wetgeving. Of onredelijke wetgeving. Geef het beestje een naam. Want wat is nu beter: om jonge papegaaien dood te zien gaan of om de papegaaienkinderen psychisch te laten lijden? Mijn collega zucht. Ik ook. Wordt het protesteren tegen een boete of is een andere aanpak wellicht beter? Intussen zijn de papegaaien vogelvrij verklaard met deze ondoordachte wetgeving. We komen samen tot een voorlopige strategie. Ik beëindig het gesprek met een grimlach, ik heb nu al zin in discussies hierover. Het raakt de essentie van mijn beroep als advocaat: ik heb bij mijn beëdiging immers moeten beloven dat ik “geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.” Wat heb ik toch een bizar, veelzijdig en kleurrijk vakgebied!